‏ Jeremiah 50

Alle steden in het vlakke land zijn eveneens verwoest, want Gods oordeel is ook over hen uitgestort: over Cholon, Jahas, Mefaät, 1Dibon, Nebo, Bet-Diblataïm, 2Kirjataïm, Bet-Gamul, Bet-Meon, 3Keriot, Bosra en over alle andere steden van Moab, dichtbij en ver weg. 4De kracht van Moab is ten einde, zijn horens zijn afgesneden, zijn armen zijn gebroken,’ zegt de Here.

5‘Laat Moab wankelen als een dronkaard, want het is opstandig geweest tegen de Here. Moab zal in zijn eigen braaksel vallen en door iedereen worden uitgelachen. 6Altijd was Israël het mikpunt van uw spot. U kon nooit eens normaal over haar spreken zonder arrogant het hoofd te schudden, alsof u het had over een op heterdaad betrapte dief. 7O volk van Moab, vlucht uit uw steden en neem uw intrek in de grotten, als duiven die nestelen in de rotskloven. 8Wij hebben allemaal gehoord van de trots van Moab, want die is groot. Wij kennen uw voornaamheid, arrogantie en onvriendelijkheid. 9Ik weet dat het brutaal is,’ heeft de Here gezegd, ‘maar zijn gebral is bluf, zijn hulpeloosheid is groot. 10Ja, daarom rouw Ik om Moab, mijn hart breekt als Ik denk aan de mannen van Kir-Cheres. 11O Sibma, rijk aan wijngaarden, Ik huil om u, net als Jazer. Want de verwoester heeft uw ranken afgehakt die tot aan de zee reikten, en uw druiven en zomerfruit geoogst. Hij heeft u kaalgeplukt! 12Vreugde en blijdschap zijn uit het vruchtbare Moab verdwenen. Er zit geen wijn meer in de kuipen, niemand perst de druiven meer, er klinken geen vreugdekreten meer. 13Nee, vreselijke kreten van angst en pijn stijgen uit het land op, van Chesbon tot aan Eleále en Jahas, van Soar tot Choronaïm en Eglat-Selisia. Zelfs de vijvers van Nimrim liggen er kurkdroog bij.’ 14Want de Here zegt: ‘Ik heb een einde gemaakt aan Moabs verering van afgoden en aan het verbranden van reukwerk voor hen. 15Droevig als een fluit zingt mijn hart voor Moab en Kir-Cheres, want al hun rijkdom is verdwenen. 16Zij scheren hun hoofdhaar en baard uit vertwijfeling af, snijden zich in de handen en dragen rouwkleding. 17Tranen zullen vloeien in elk Moabitisch huis en in de straten, want Ik heb Moab stukgegooid als een oude, onbruikbare pot. 18Wat een verwoesting! Luister eens naar het gejammer! Kijk eens hoe erg Moab zich schaamt! Het is nu een afschrikwekkend voorbeeld en een mikpunt van spot geworden voor zijn buren.

19Een arend cirkelt dreigend boven het land Moab,’ zegt de Here. 20‘Zijn steden zijn gevallen, zijn burchten hebben zich overgegeven. De harten van zijn moedigste strijders beven van angst als die van vrouwen die bevallen. 21Moab zal niet langer als volk voortbestaan, omdat het de Here heeft uitgedaagd. 22Angst, hinderlagen en bedrog zullen uw lot zijn, Moab,’ zegt de Here. 23‘Hij die vlucht, zal in een put vallen en wie zich daaruit weet te bevrijden, zal in een valstrik lopen. Ik zal ervoor zorgen dat u daaruit niet ontsnapt, want de tijd van uw veroordeling is aangebroken. 24Zij vluchten naar Chesbon, niet in staat verder te gaan. Maar Chesbon staat in brand, het vuur verteert de stad van Sichon samen met heel Moab en al zijn opstandige inwoners. 25Het zal u slecht vergaan, Moab, het volk van de god Kemos is vernietigd, uw kinderen zijn als slaven weggevoerd. 26Maar in de laatste dagen zal Ik een ommekeer brengen in het lot van Moab,’ zegt de Here.

Hier eindigt de profetie over Moab.

27

28De Ammonieten

‘Wat bent u aan het doen? Waarom woont u in de steden van Israël? Heeft zij die steden niet van Mij geërfd? Waarom hebt u die Milkom vereert, Gad en al zijn steden in bezit genomen?
29Ik zal u hiervoor straffen,’ verklaart de Here, ‘door uw stad Rabba te verwoesten. Het zal een verlaten ruïne worden en de omliggende dorpen zullen worden platgebrand. Dan zal Israël terugkeren en haar land weer van u terugnemen. Zij zal onteigenen wie haar onteigenden,’ zegt de Here. 30‘Schreeuw het uit, Chesbon, want Ai is verwoest! Huil, inwoners van Rabba! Trek rouwkleding aan, huil en treur, ga naar buiten, want uw god Milkom zal, samen met zijn dienaren en priesters, worden verbannen. 31U bent trots op uw vruchtbare valleien, maar zij zullen spoedig worden verwoest. Ontrouwe dochter, u vertrouwde op uw rijkdom en dacht dat niemand u ooit iets zou kunnen aandoen. 32Maar kijk, Ik zal u angst aanjagen,’ zegt de Here, de God van de hemelse legers. ‘Want al uw buren zullen u uit uw land verdrijven en niemand zal uw vluchtelingen helpen.

33Maar later zal Ik de Ammonieten weer welvaart geven,’ zegt de Here.

34De Edomieten

De Here van de hemelse legers zegt: ‘Waar zijn al die wijze mannen die u vroeger had? Is er niet één overgebleven in heel Teman?
35Vlucht diep de grotten in, volk van Dedan, want de tijd is aangebroken dat Ik met u, nakomelingen van Esau, ga afrekenen! 36
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 49:10.
37
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 49:9-10.
Zij die de druiven oogsten, laten er altijd enkele achter voor de armen en zelfs dieven nemen nooit alles mee, maar Ik zal het land van Esau volledig afstropen en er zullen geen schuilplaatsen meer zijn. Al Esaus nakomelingen en verwanten zullen omkomen. Van de buren zegt niemand:
38“Ik zal uw wezen die u achterlaat, wel beschermen en ook uw weduwen kunnen op mij vertrouwen.” ’ 39De Here zegt tegen Edom: ‘Als zelfs de onschuldigen moeten lijden, waarom zou u dan ongestraft blijven? U zult net als zij deze beker leegdrinken en uw straf ondergaan! 40Want Ik heb bij mijn eigen naam gezworen,’ zegt de Here, ‘dat Bosra in een ruïne zal veranderen die iedereen zal bespotten en vervloeken. Haar steden zullen altijd puinhopen blijven.’

41Ik heb deze boodschap van de Here gehoord: Hij heeft een boodschapper gestuurd die er bij de volken op aandringt zich aaneen te sluiten om Edom te vernietigen. ‘Maak u klaar voor de strijd,’ roept hij. 42‘Ik zal u zwak maken te midden van de volken en zij zullen u allemaal haten,’ zegt de Here. 43‘U die daar in de rotskloven en op de bergen woont, bent misleid door uw roem en trots. Maar ook al woont u tussen de bergtoppen bij de adelaars, Ik zal u naar beneden halen,’ zegt de Here. 44‘Het lot van Edom zal vreselijk zijn, allen die voorbijlopen, zullen schrikken en spottend het hoofd schudden. 45Uw steden zullen net zo stil worden als Sodom en Gomorra en de steden daar in de buurt,’ zegt de Here. ‘Niemand zal er nog kunnen leven.

46Ik zal de vijand op hen afsturen als een leeuw die uit de wildernis van de Jordaan komt om de schapen te overvallen. In een oogwenk zal Ik Edom wegjagen en Ik zal iemand uitkiezen om dit te doen. Want wie is aan Mij gelijk en wie kan Mij ter verantwoording roepen?
Copyright information for NldHTB