‏ Jeremiah 46

Tien dagen later kreeg Jeremia het antwoord van de Here. 1
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 42:9.
2
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 42:8-9.
Hij riep Jochanan, de andere legeraanvoerders en het hele volk bij zich en zei: ‘U stuurde mij naar de Here, de God van Israël, om Hem te vragen naar uw gebed te luisteren. Dit is zijn antwoord:
3“Blijf in dit land. Als u dat doet, zal Ik u zegenen en u niets in de weg leggen. Want Ik ben van gedachten veranderd over de vele straffen die Ik u moest geven. 4U hoeft niet langer bang te zijn voor de koning van Babel, want Ik ben bij u om u te redden en uit zijn hand te bevrijden. 5Ik zal genadig voor u zijn door de koning medelijden te laten krijgen, zodat hij u niet doodt of tot slaaf maakt, maar u naar uw akkers laat terugkeren.” 6
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 42:14.
7
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 42:13-14.
Maar als u weigert de Here te gehoorzamen en zegt: “Wij blijven hier niet” en toch naar Egypte wilt gaan waar u veilig denkt te zijn voor oorlog, honger en onrust,
8is dit het antwoord van de Here, restant van Juda: de Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Als u uw plannen doorzet om naar Egypte te gaan, 9zullen de oorlog en de hongersnood waarvoor u zo bang bent, u op de voet volgen en zult u daar omkomen. 10Dat is het lot dat ieder van u die zich in Egypte wil vestigen, te wachten staat. Ja, dan zult u sterven door het zwaard, hongersnood en ziekten. Niemand van u zal eraan kunnen ontsnappen.” 11Want de Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Net zoals mijn toorn werd uitgegoten over de inwoners van Jeruzalem, zo zal hij ook over u worden uitgegoten als u naar Egypte gaat. U zult worden ontvangen met afkeer en haatgevoelens, u zult worden vervloekt en bespot. En uw vaderland zult u nooit meer terugzien.” 12Want de Here heeft gezegd: “Restant van Juda, ga niet naar Egypte!” ’

Jeremia besloot met de woorden: ‘Vergeet nooit de waarschuwing die ik u vandaag heb gegeven.
13Als u gaat, is dat ten koste van uw eigen leven. Want u was niet eerlijk toen u mij vroeg voor u te bidden en zei: “Vertel ons wat God zegt en we zullen het doen!” 14Vandaag heb ik u precies verteld wat Hij zei, maar u zult niet gehoorzamer zijn dan al die andere keren toen ik door de Here werd gestuurd om u te waarschuwen. 15Wees er daarom zeker van dat u door het zwaard, de hongersnood en door ziekten zult sterven als u toch besluit naar Egypte te gaan.’ 16

Het volk weigert te gehoorzamen

17Toen Jeremia deze boodschap van de Here, hun God, aan hen had overgebracht, 18
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 43:3.
19
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 43:2-3.
zeiden Azarja, de zoon van Hosaäja, Jochanan, de zoon van Kareach, en de anderen brutaalweg tegen Jeremia: ‘U liegt! De Here, onze God, heeft u helemaal niet opgedragen ons te zeggen dat wij niet naar Egypte mogen gaan! Baruch, de zoon van Neria, heeft u dat in het oor gefluisterd, zodat wij hier blijven en de Babyloniërs ons kunnen doden of als slaven kunnen wegvoeren naar Babel.’
20Jochanan, alle verzetsmensen en de rest van het volk weigerden de Here te gehoorzamen door in Juda te blijven. 21Allen, ook zij die waren teruggekomen uit de buurlanden, gingen onder leiding van Jochanan en de andere aanvoerders op weg naar Egypte. 22De groep bestond verder nog uit mannen, vrouwen en kinderen, de dochters van de koning en al degenen die Nebuzaradan onder de hoede van Gedalja had achtergelaten. Zij dwongen zelfs Jeremia en Baruch met hen mee te gaan. 23Ze waren niet gehoorzaam aan de Here, trokken naar Egypte en bereikten de stad Tachpanches.

24In Tachpanches sprak de Here opnieuw tegen Jeremia en zei: 25‘Roep de mannen van Juda bijeen en begraaf in hun bijzijn een paar grote stenen onder het wegdek van de toegangsweg naar het paleis van de farao hier in Tachpanches. 26Zeg daarna het volgende tegen de mannen van Juda: de Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: Ik zal koning Nebukadnessar van Babel naar Egypte brengen, want hij is mijn dienaar. Ik zal zijn troon op deze stenen zetten die Ik hier heb verborgen. Hij zal zijn statietapijt erover uitspreiden. 27Wanneer hij komt, zal hij Egypte verwoesten en hen doden die Ik daartoe bestemd heb, en gevangennemen die Ik eveneens daartoe bestemd heb en velen zullen een gewelddadige dood sterven. 28Hij zal de tempels van de Egyptische goden in brand steken en de afgodsbeelden als trofeeën mee naar huis nemen. Hij zal Egypte onder de voet lopen alsof het niets is en hijzelf zal het land weer ongedeerd verlaten.
Copyright information for NldHTB