‏ Jeremiah 39

‘Maar vertel ons eerst hoe u aan deze boodschappen komt. Heeft Jeremia die zelf aan u gedicteerd?’ 1Baruch legde uit dat Jeremia ze hem woord voor woord had gedicteerd en dat hij ze met inkt op de boekrol had geschreven. 2‘U en Jeremia kunnen zich maar beter verbergen,’ vonden de functionarissen. ‘Vertel niemand waar u bent!’ 3Toen verborgen zij de boekrol in de kamer van de secretaris Elisama en gingen naar de koning om hem op de hoogte te brengen. 4Deze liet Jehudi de boekrol ophalen. Jehudi haalde hem uit Elisamaʼs kamer en las hem in het bijzijn van de andere functionarissen aan de koning voor. 5De koning bevond zich in het gedeelte van het paleis dat ʼs winters werd gebruikt en zat voor een haardvuur, want het was de negende maand van het jaar en dus behoorlijk koud.

6Steeds als Jehudi drie of vier kolommen had gelezen, sneed de koning ze met een mes af en gooide het papier in het vuur, net zo lang tot de hele boekrol was vernietigd. 7
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 36:25.
8
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 36:24-25.
Niemand protesteerde, behalve Elnatan, Delaja en Gemarja. Zij drongen er bij de koning op aan de boekrol niet te verbranden, maar hij wilde niet naar hen luisteren. De koning en niemand van de andere aanwezigen had ook maar iets laten blijken van berouw of angst voor alles wat was voorgelezen.
9Integendeel, de koning gaf Jerachmeël, een lid van de koninklijke familie, Seraja, de zoon van Azriël, en Selemja, de zoon van Abdiël, bevel Baruch en Jeremia te arresteren. Maar de Here had hen goed verborgen.

10Nadat de koning de boekrol had verbrand, zei de Here tegen Jeremia: 11‘Neem een andere boekrol en schrijf alles weer precies zo op als de vorige keer en 12vertel koning Jojakim: de Here zegt: u hebt de boekrol verbrand, omdat daarin wordt gezegd dat de koning van Babel dit land en alles wat erin leeft, zal verwoesten. 13Maar nu voegt de Here het volgende daaraan toe en dat gaat over u, koning Jojakim van Juda: hij zal niemand van zijn nakomelingen hebben om op de troon van David te zitten. Zijn lijk zal naar buiten worden gegooid en overdag in de hete zon liggen en ʼs nachts in de kou. 14Ik zal hem en zijn gezin en al zijn functionarissen straffen voor hun zonden. Ik zal alle ellende die Ik heb toegezegd, over hen uitstorten, over hen en over alle inwoners van Juda en Jeruzalem, want zij hebben niet naar mijn waarschuwingen willen luisteren.’ 15Toen nam Jeremia een andere boekrol, hij dicteerde Baruch en deze schreef opnieuw alles wat hij al eerder opgeschreven had in de boekrol die de koning had verbrand. Alleen voegde de Here er deze keer nog een heleboel aan toe! 16

Jeremia gevangengezet

17Koning Nebukadnessar van Babel benoemde niet koning Jojakims zoon Jechonja tot nieuwe koning van Juda, maar Sedekia, de zoon van Josia. 18Maar ook koning Sedekia, zijn functionarissen en het volk dat in het land was achtergebleven, luisterden niet naar wat de Here door de profeet Jeremia zei.
Copyright information for NldHTB