‏ Jeremiah 36

“Vraag Mij en Ik zal u enkele wonderlijke geheimen vertellen. 1Want ook al zijn het paleis van de koning en huizen in de stad gesloopt voor materiaal om de muren te versterken tegen de aanvallen van de vijand, 2toch zullen de Babyloniërs binnenkomen. Alle huizen van deze stad zullen vol liggen met de lijken van de mannen van wie Ik besloten heb hen in mijn vreselijke toorn te vernietigen. Ik heb Mij afgekeerd van deze stad om haar goddeloosheid en zal geen medelijden tonen als zij om hulp schreeuwt. 3Maar toch komt er een tijd dat Ik de schade die aan Jeruzalem is toegebracht, zal herstellen en haar weer welvaart en vrede zal geven. 4Ik zal de steden van Juda en Israël weer opbouwen, de mensen weer terugbrengen en hun bezittingen herstellen. 5Ik zal hen reinigen van alles wat zij tegen Mij hebben misdaan en al hun zonden vergeven. 6Dan zal deze stad Mij de eer geven. Zij zal Mij vreugde geven en lofprijzing die alle volken op aarde kunnen horen! De volken van de wereld zullen het goede zien dat Ik voor mijn volk doe en zij zullen beven van angst en verbazing!” 7
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 33:11.
8
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 33:10-11.
De Here verklaart dat de blijde stemmen van bruid en bruidegom en de vrolijke liederen van hen die de Here dankoffers brengen, weer zullen worden gehoord in dit eens verwoeste land. De mensen zullen zingen: “Dank de Here! Want Hij is goed en zijn goedheid en trouw zijn eeuwig!” Ik zal dit land weer net zo gelukkig en welvarend maken als vroeger.
9De Here van de hemelse legers zegt: “In dit land dat totaal verwoest is en waar alle steden door mens en dier zijn verlaten, zullen in de weiden weer herders met hun kudden te zien zijn. 10Zij zullen weer met hun kudden gezien worden bij de bergdorpen en steden ten oosten van de Filistijnse laagvlakte, bij alle steden van de Negev, in het land van Benjamin, in de omgeving van Jeruzalem en bij alle steden van Juda.”

11Ja, de dag komt, zegt de Here, dat Ik voor Israël en Juda al het goede zal doen dat Ik hun heb beloofd. 12In die dagen zal Ik David een rechtvaardige nakomeling geven, Hem op de troon zetten en Hij zal rechtvaardig regeren. 13Dan zullen de inwoners van Juda en Jeruzalem gered worden en veilig wonen en hun leuze zal zijn: “De Here is onze gerechtigheid!” 14Want de Here heeft verklaard dat altijd een erfgenaam van David op de troon van Israël zal zitten. 15En er zullen altijd Levieten zijn om brandoffers, spijsoffers en geschenken aan de Here te offeren.’

16Toen kreeg Jeremia de volgende boodschap van de Here: 17
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 33:21.
18
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 33:20-21.
‘Als u mijn verbond met de dag en de nacht kunt verbreken, zodat zij ontregeld raken, alleen dan zal mijn verbond met de Levieten en mijn dienaar David worden verbroken. Dan zal hij geen nakomeling meer hebben om op de troon te zitten.
19En net als met de ontelbare sterren en het zand op de stranden, dat onmeetbaar is, zo zal het zijn met de nakomelingen van mijn dienaar David en van de Levieten die voor Mij dienstdoen.’

20Opnieuw richtte de Here het woord tot Jeremia en Hij zei: 21‘Hebt u niet gehoord wat de mensen zeggen? Dat de Here Juda en Israël uitkoos en daarna weer verstootte! Zij spotten en zeggen dat Israël niet als een volk kan worden beschouwd. 22
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 33:26.
23
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 33:25-26.
Maar dit is het antwoord van de Here: Ik zal mijn volk net zomin verstoten als Ik mijn wetten van dag en nacht en van aarde en hemel verander. Ik zal de nakomelingen van Jakob en van mijn dienaar David nooit verstoten. Mijn plan dat Davids Zoon eens de nakomelingen van Abraham, Isaak en Jakob zal regeren, zal nooit worden gewijzigd. Integendeel, Ik zal hun weer voorspoed geven en Mij over hen ontfermen.’
24

Bevrijding uit slavernij

25Dit is de boodschap die Jeremia van de Here kreeg op het moment dat koning Nebukadnessar van Babel en alle legers van de koninkrijken die hij regeerde, in de strijd verwikkeld waren tegen Jeruzalem en de steden van Juda:

26‘Ga naar koning Sedekia van Juda. Vertel hem dat de Here zegt: “Ik sta op het punt deze stad aan de koning van Babel te geven en hij zal haar platbranden. 27U kunt niet ontsnappen, want men zal u gevangennemen en voor de koning van Babel leiden. Met uw eigen ogen zult u de koning van Babel zien en hij zal u veroordelen en als balling naar Babel sturen. 28Maar luister nu, koning Sedekia van Juda: God zegt dat u geen gewelddadige dood zult sterven. 29Te midden van uw eigen volk zult u een rustige dood sterven en men zal ter nagedachtenis aan u reukwerk verbranden, net zoals ze voor uw voorouders deden. Ze zullen om u huilen en zeggen: ‘Ach, onze koning is dood!’ Dit beloof Ik u,” zegt de Here.’

30Jeremia gaf deze boodschap aan koning Sedekia door. 31Op dat moment belegerde het Babylonische leger Jeruzalem, Lachis en Azeka, de enige versterkte steden van Juda die nog niet waren gevallen.

32Deze boodschap kreeg Jeremia van de Here, nadat koning Sedekia van Juda in overleg met het volk alle slaven in Jeruzalem de vrijheid had gegeven.
Copyright information for NldHTB