Jeremiah 23
Toen Jeremia terugkeerde uit Tofet, nadat hij Gods boodschap had overgebracht, bleef hij voor de tempel van de Here staan en zei tegen de mensen die daar stonden: 1‘De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Over deze stad en al de haar omringende steden zal Ik alle rampen brengen die Ik ooit heb aangekondigd, want u hebt koppig geweigerd naar Mij te luisteren.” ’ 2Jeremia wordt bespot
3Toen Paschur, de zoon van Immer, de dienstdoende priester in de tempel van de Here, de profetie van Jeremia hoorde, 4arresteerde hij hem. Hij liet hem stokslagen geven en sloot hem aan handen en voeten gebonden op in de Benjaminpoort, niet ver van de tempel. 5Hij liet hem daar de hele nacht zitten. De volgende dag, toen Paschur (dat is: Vrijheid) hem vrijliet, zei Jeremia: ‘Paschur, de Here heeft uw naam veranderd. Hij zegt dat u van nu af aan “Man die in angst leeft” moet worden genoemd. 6Want de Here zal onder u en uw vrienden paniek zaaien en u zult hen zien sterven door het zwaard van hun vijand. “Ik zal Juda uitleveren aan de koning van Babel,” zegt de Here, “en hij zal de mensen als slaven wegvoeren naar Babel of hen doden met het zwaard. 7Ik zal uw vijanden Jeruzalem laten plunderen. Alle waardevolle bezittingen van de stad, ook de kostbare juwelen en het goud en zilver van uw koningen zullen naar Babel worden meegenomen. 8En u, Paschur, u en uw hele gezin zullen slaven worden in Babel en daar sterven, u en ook alle mensen tegen wie u gelogen hebt, toen u profeteerde dat alles in orde zou komen.” ’ 9Toen zei ik: ‘Here, toen ik uw berichten moest doorgeven, ben ik door U overgehaald en ik zwichtte omdat U sterker bent dan ik, maar nu ben ik het mikpunt van spot in deze stad. 10Ik moet altijd tegen hen spreken over rampen, verschrikkingen en verwoesting. Geen wonder dat zij mij om uw woord bespotten en uitjouwen. 11Maar ik kan niet meer terug! Want als ik zeg dat ik het nooit meer over de Here zal hebben en nooit meer in zijn naam zal spreken, dan wordt zijn woord in mijn hart als een vuur dat mijn botten pijnigt en dat kan ik niet uithouden. 12Maar toch hoor ik van alle kanten gefluisterde dreigementen die mij bang maken. “Wij zullen u aanbrengen,” zeggen zij. Zelfs zij die vroeger mijn vrienden waren, loeren op mij en wachten tot ik een fatale fout maak. “Hij komt vanzelf ten val,” zeggen zij, “en dan zal onze wraak zoet zijn.” 13Maar de Here staat aan mijn zijde als een machtig strijder. Ze kunnen tegen Hem niet op, ze kunnen mij niet verslaan. Zij zullen worden beschaamd en vernederd en dat stempel blijven zij altijd dragen. 14O Here van de hemelse legers, U die de Rechtvaardige bent en de diepste gevoelens en gedachten onderzoekt, laat mij zien hoe U wraak op hen neemt. Want ik heb mijn zaak aan U voorgelegd. 15Daarom zal ik mijn dankbaarheid voor de Here uitzingen! Ik zal Hem prijzen, want Hij redt weerlozen van hun vervolgers. 16Maar toch vervloek ik de dag waarop ik werd geboren! 17Vervloekt zij de man die mijn vader het nieuws bracht dat hij een zoon had gekregen. 18Laat die boodschapper hetzelfde lot treffen als de steden die de Here in het verleden genadeloos omkeerde. Jaag hem de hele dag angst aan met oorlogskreten en jammerklachten, 19omdat Hij mij niet doodde in de moederschoot, zodat dat mijn graf werd. 20Waarom werd ik ooit geboren? Mijn leven bestaat alleen maar uit ellende, zorgen en verdriet en in schande zal ik sterven.’ 21Het verzoek van de koning afgewezen
22 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 21:2.
23 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 21:1-2.
De Here sprak tegen Jeremia toen koning Sedekia Paschur, de zoon van Malkia, en de priester Zefanja, de zoon van Maäseja, naar Jeremia stuurde en smeekte: ‘Vraag de Here ons te helpen, want koning Nebukadnessar van Babel valt ons aan! Misschien wil de Here ons genadig zijn en een machtig wonder doen, zoals Hij vroeger deed, zodat Nebukadnessar zijn troepen moet terugtrekken.’ 24 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 21:4.
25 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 21:3-4.
Jeremia antwoordde: ‘Ga terug naar koning Sedekia en zeg hem dat de Here God van Israël zegt: “Al uw wapens zal Ik tegen u gebruiken in de strijd tegen de koning van Babel en de Chaldeeën die u belegeren. Ik zal de vijand massaal tot in het hart van deze stad laten doordringen. 26Ik zal Zelf tegen u vechten en mijn vurige toorn op u koelen. 27Ik zal deze stad treffen met een verschrikkelijke pest waardoor mens en dier zullen sterven. 28En uiteindelijk zal Ik koning Sedekia, zijn hofhouding en alle in de stad overgebleven inwoners overgeven aan koning Nebukadnessar van Babel. Hij zal hen zonder genade afslachten.” 29Vertel deze mensen dat de Here zegt: “Maak nu uw keus tussen leven en dood! 30Wie hier in Jeruzalem blijft, zal worden gedood door uw vijanden of sterven van de honger of ziekte. Maar wie de stad uitgaat en zich overgeeft aan de Chaldeeën, blijft in leven. 31Want Ik heb Mij tegen deze stad gekeerd, Ik zal haar vijand en niet meer haar vriend zijn,” zegt de Here. “De koning van Babel zal de stad innemen en haar volledig in de as leggen.” ’ 32 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 21:12.
33 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 21:11-12.
Wat het koningshuis van Juda betreft, moest Jeremia van de Here het volgende zeggen: ‘Geslacht van David, luister naar wat de Here u te zeggen heeft: “Ik sta klaar om u te veroordelen voor al het kwaad dat u hebt gedaan. Wees rechtvaardig voor degenen die u berecht! En snel, voordat mijn brandende toorn op u neerkomt als een vuur dat geen mens kan doven. 34Ik zal vechten tegen de stad Jeruzalem, die daar op een rots boven het dal ligt en nu nog bralt: ‘Wij zijn veilig, niemand kan ons hier wat doen!’ 35Maar Ik zal u straffen om uw zonden,” zegt de Here. “Ik zal een vuur aansteken in de bossen dat de hele omgeving zal verbranden.” ’ 36 De slechte koningen door God gestraft
37Toen zei de Here tegen mij: ‘Ga naar de koning van Juda en zeg hem: 38“Luister naar deze boodschap van de Here, koning van Juda, die op Davids troon zit, en laten uw dienaren en uw volk ook goed luisteren. 39De Here zegt: wees rechtvaardig. Doe wat goed is! Help hen die wreed onderdrukt worden en beroofd zijn. Bescherm de rechten van vreemdelingen, wezen en weduwen en vermoord niet langer onschuldige mensen! 40Als u zich aan dit alles houdt, zal Ik dit land redden en opnieuw zorgen dat koningen van Davids nageslacht op de troon zullen zitten. Dan zal er weer voorspoed zijn voor iedereen.
Copyright information for
NldHTB