Jeremiah 12
Treurend en huilend kijk Ik naar de bergen en weilanden, want die liggen er verlaten bij. Er is geen levende ziel meer te bekennen. Weg is het geloei van het vee, weg zijn de vogels en de wilde dieren. Ze zijn allemaal gevlucht. 1Ik zal van Jeruzalem één grote steenhoop maken, een schuilplaats voor de jakhalzen. De steden van Juda zullen er verlaten en levenloos bijliggen.’ 2Wie is wijs genoeg om dit alles te begrijpen? Waar is Gods vertrouweling die dit allemaal kan uitleggen? Waarom is het land één wildernis waar niemand doorheen durft te reizen? 3‘Omdat,’ antwoordt de Here, ‘mijn volk mijn geboden heeft verlaten en mijn wetten niet heeft nageleefd. 4Ze deden hun eigen zin en vereerden verschillende afgoden, zoals de vaders hun kinderen leerden.’ 5Daarom zegt de Here, de God van Israël: ‘Kijk, Ik zal hun bitter voedsel te eten en vergif te drinken geven. 6Ik zal hen over de hele wereld verspreiden zodat zij vreemdelingen zijn in verre landen, en Ik zal hen met het zwaard achtervolgen tot Ik hen volledig heb vernietigd.’ 7 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 9:18.
8 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 9:17-18.
De Here van de hemelse legers zegt: ‘Snel, haal klaagvrouwen hier! Begin snel met uw rouwklachten, zodat onze tranen stromen. 9Hoor hoe Jeruzalem vertwijfeld huilt.’ Dit is het einde! Wat een schande! Wij moeten onze huizen en ons land verlaten, alles is totaal vernield! 10Luister naar de woorden van God, treurende vrouwen. Leer uw dochters te rouwen en leer het ook elkaar. 11Want door de ramen is de dood onze huizen binnengeslopen. Hij heeft de jeugd laten sterven, de kinderen op straat en de jonge mannen op de pleinen. 12‘Vertel hun dit,’ zegt de Here: ‘Lijken liggen als mest over de akkers verspreid, als schoven achter de maaier en niemand zal ze verzamelen.’ 13De Here zegt: ‘Laat de wijze man niet pochen op zijn wijsheid, de sterke niet op zijn kracht en de rijke niet op zijn rijkdom. 14Laten zij zich er alleen op beroemen dat zij Mij werkelijk kennen. Dat zij weten dat Ik de Here ben, een God van liefde die de aarde rechtvaardig regeert, want in deze dingen heb Ik genoegen.’ 15 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 9:26.
16 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 9:25-26.
‘Er komt een tijd,’ zegt de Here, ‘dat Ik allen zal straffen die wel lichamelijk, maar niet geestelijk zijn besneden, de Egyptenaren, Edomieten, Ammonieten, Moabieten, Arabieren en ja, zelfs u, het volk van Juda. Want alle heidense volken zijn onbesneden. Maar, Israël, als u uw harten niet besnijdt door van Mij te houden, dan bent u in wezen aan hen gelijk.’ 17
Copyright information for
NldHTB