‏ Isaiah 43

Een man die te arm is om zoʼn dure god te kopen, zal een boom opzoeken die niet verrot en daarna iemand huren die er een gezicht in uithakt. En dat is dan zijn god, een god die zelfs niet kan bewegen! 1Weet u het niet? Bent u doof voor de woorden van God, de woorden die Hij uitsprak voordat de geschiedenis van de wereld begon? Hebt u het nooit gehoord en begrepen? 2God troont boven het rond van de aarde. Voor Hem zijn haar bewoners als sprinkhanen. Hij hangt de hemel op als een gordijn en daar maakt Hij zijn tent van. 3Hij veroordeelt de machtigen van de aarde en maakt hen tot nietige wezens. 4Nauwelijks zijn zij geplant en schieten zij wortel in de aarde of Hij blaast hen omver. Zij verdorren en de wind neemt hen mee alsof zij stro zijn. 5‘Met wie wilt u Mij vergelijken? Wie is aan Mij gelijk?’ vraagt de Heilige. 6Kijk omhoog naar de hemel! Wie maakte al deze sterren? Als een herder die zijn schapen leidt, ze bij hun namen roept en telt om te zien of er niet één verdwaald is, zo gaat God om met de sterren en planeten!

7Waarom zegt u dan, Jakob, en overlegt u, Israël: ‘De Here let niet op mij en komt niet op voor mijn recht’? 8Begrijpt u het dan nog niet? Weet u nu nog niet dat de eeuwige God, de schepper van de verste uithoeken van de aarde, nooit moe of lusteloos wordt? Niemand kan de diepten van zijn begrip peilen.

9Machtelozen en vermoeiden maakt Hij sterk, de zwakken geeft Hij kracht. 10
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Es. 40:31.
11
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Es. 40:30-31.
Jeugdigen zullen uitgeput raken en de jonge mannen zullen het opgeven. Maar zij die hun hoop op de Here hebben gevestigd, zullen hun krachten weer terugkrijgen. Zij stijgen op met vleugels als van arenden, zij zullen voortsnellen, maar niet moe worden, zij zullen wandelen zonder uitgeput te raken.
12

God zal Israël niet in de steek laten

13‘Luister zwijgend naar Mij, landen langs de kust. Laat de volken sterke argumenten naar voren brengen. Kom maar hier en neem het woord. Laten we er een rechtszaak van maken. 14Wie deed deze rechtvaardige opstaan vanuit het oosten? Hij riep hem en stelde hem tot overwinnaar. God gaf hem vele volken als buit, vele koningen werden aan hem onderworpen. Zij werden als stof voor zijn zwaard en als kaf voor zijn boog. 15Hij achtervolgde hen, maar ging zelf veilig op een weg die hij niet eerder had betreden.

16Wie heeft deze machtige dingen gedaan, het leven van generaties bestuurd, terwijl zij elkaar opvolgden? Ik ben het, de Here, de eerste en de laatste, steeds dezelfde in macht.

17De landen aan de overzijde van de zee kijken angstig toe. Verre landen sidderen en mobiliseren hun legers. 18Iedere man bemoedigt zijn buurman met de woorden: “Maak je geen zorgen. Houd moed!” 19Maar zij haasten zich om een nieuwe afgod te maken. De beeldhouwer maant de goudsmid tot haast en de smid helpt bij het aambeeld. “Mooi,” zeggen zij, “het schiet goed op. Nu kunnen we de armen eraan solderen.” Voorzichtig voegen zij de onderdelen samen en maken het geheel dan vast met spijkers, zodat het niet omvalt!

20Maar wat u betreft, Israël, u bent van Mij, Ik heb u uitgekozen. Want u bent nakomelingen van Abraham en hij was mijn vriend. 21Ik heb u vanuit de uithoeken van de aarde teruggeroepen en gezegd dat u Mij alleen moest dienen, want Ik heb u gekozen en zal u niet in de steek laten. 22Wees niet bang, want Ik ben met u. Kijk niet angstig om u heen, want Ik ben uw God. Ik zal u kracht geven en u helpen, Ik zal u overeind houden met mijn heilrijke rechterhand.

23Kijk, al uw woedende vijanden kijken verward om zich heen en staan te schande. Ieder die u kwaad wil doen, zal sterven. 24U zult hen tevergeefs zoeken, zij zullen allemaal verdwenen zijn. 25Ik houd u bij de rechterhand—Ik, de Here, uw God—en zeg tegen u: wees niet bang, Ik ben hier om u te helpen. 26Ook al kijkt iedereen op u neer, wees niet bang, Israël, arm volk, want Ik zal u helpen. Ik ben de Here, uw verlosser, Ik ben de Heilige van Israël. 27Ik zal van u een nieuw en scherpgetand dorswerktuig maken om uw vijanden uiteen te scheuren en hen te vermalen tot kaf. 28U zult hen in de lucht gooien en de wind zal hen wegblazen, wervelwinden zullen hen uit elkaar slaan. Maar u zult vol zijn van de vreugde in de Here en u zult u beroemen op de God van Israël.
Copyright information for NldHTB