Ezekiel 5
▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 1:21.
1 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 1:21.
2 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 1:19-21.
Wanneer de vier levende wezens vooruitvlogen, gingen de wielen met hen mee. Als zij omhoogvlogen, gingen de wielen ook omhoog en als zij halt hielden, stonden ook de wielen stil. Eén en dezelfde geest leidde de wezens en de wielen. 3Boven de hoofden van de wezens was iets dat eruitzag als een strakke hemel van verblindend kristal die zich boven hen uitstrekte. Onbeschrijflijk mooi! 4De vleugels van elk wezen strekten zich uit om de vleugels van de andere wezens aan te raken, en elk van hen had twee vleugels, waarmee hij zijn lichaam bedekte. 5 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 1:25.
6 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 1:24-25.
En als zij vlogen, maakten hun vleugels een geluid dat leek op golven die zich op de kust werpen of op de stem van de Almachtige of op het dreunen van een oprukkend leger. Als zij stilstonden, vouwden ze hun vleugels weer. Opeens klonk er een stem uit de kristallen hemel die zich boven hen uitstrekte. 7Want hoog daarboven stond iets dat leek op een troon, gemaakt van saffiersteen. En op die troon zat een gestalte die er als een mens uitzag. 8 ▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 1:28.
9 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 1:27-28.
Boven zijn middel glansde zijn lichaam als wit goud, flakkerend als vuur. Onder zijn middel leek hij uit vlammen te bestaan en een stralenkrans van licht omlijnde zijn lichaam. De schittering van die krans had iets weg van een regenboog in de wolken bij regenachtig weer. Zo zag de verschijning van de heerlijkheid van de Here eruit. Toen ik dit zag, liet ik mij met mijn gezicht naar beneden op de grond vallen. Op dat moment hoorde ik de stem van Iemand die tegen mij sprak. 10 Ezechiël door God geroepen
11Hij zei tegen mij: ‘Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken.’ 12Terwijl Hij sprak, kwam de Geest in mij en kon ik weer rechtop staan. 13‘Mensenzoon,’ zei Hij, ‘Ik stuur u naar de Israëlieten, naar een volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Zij en hun voorouders hebben zich tegen Mij verzet tot op dit moment. 14Het zijn mensen met verharde harten, stijfkoppen. Maar Ik stuur u om hun mijn boodschappen te geven, de boodschappen van de Oppermachtige Here. 15En of zij nu luisteren of niet—want vergeet niet dat het rebellen zijn—zij zullen in elk geval weten dat zij een profeet in hun midden hebben gehad. 16En u, mensenzoon, wees niet bang voor hen, schrik niet terug als zij dreigementen uiten die als schorpioenen steken. Laat u niet ontmoedigen door hun kwade gezichten. Want vergeet niet: het zijn rebellen! 17Laat hun weten wat Ik te zeggen heb, of ze nu willen luisteren of niet. En bedenk: het is een tegendraads volk.
Copyright information for
NldHTB