‏ Ezekiel 3

Onze koning—de adem van ons volksleven, de gezalfde van de Here—werd in hun valstrikken gevangen. Ja, zelfs onze machtige koning, van wie wij dachten dat wij onder zijn leiding rustig te midden van de volken zouden kunnen leven!
1Volk van Edom, vier uw feest in het land van Uz. Ook ú zult kennismaken met de vreselijke toorn van de Here.
2Eens zal een einde komen aan de ballingschap, de straf die Israël om haar zonden kreeg opgelegd, maar de zonden van Edom zullen worden blootgelegd en de Here zal dit volk oordelen.
3

Jeremia pleit voor het volk

4Och Here, denk aan alles wat ons is overkomen, kijk eens naar de ellende waaronder wij gebukt gaan!
5Onze huizen en ons land zijn in bezit genomen door buitenlanders.
6Wij zijn wezen, onze vaders zijn dood en onze moeders zijn weduwen.
7Wij moeten zelfs betalen voor ons drinkwater, hout wordt ons tegen de hoogst mogelijke prijzen verkocht.
8Wij buigen onze nek onder de voet van de overwinnaar, zonder ons rust te gunnen laten zij ons zwoegen.
9Wij smeken Egypte en Assyrië om brood.
10Onze voorouders zondigden, maar stierven voordat de oordelende hand zijn werk begon. Wij dragen nu de straf die zij verdienden!
11Onze vroegere dienaars zijn ons nu de baas geworden, er is niemand overgebleven die ons kan redden.
12Wij gaan de woestijn in om voedsel te zoeken, maar daarbij lopen wij het risico door de vijand te worden gedood.
13Onze huid voelt heet aan, we hebben koorts door de honger.
14Zij verkrachten de vrouwen van Jeruzalem en de meisjes in de steden van Juda.
15Onze prinsen hebben zij opgehangen en zelfs bejaarde mannen worden met minachting behandeld.
16Zij nemen jonge mannen mee om hun koren te malen en de kleine kinderen wankelen onder de zware lasten die zij moeten dragen.
17De oude mannen zitten niet meer in de stadspoorten, de jongeren dansen en zingen niet meer.
18De vreugde in onze harten is gedoofd, ons dansen is veranderd in rouwen.
19Onze glorie is vergaan. De kroon is van ons hoofd gevallen. Dat overkomt ons allemaal vanwege onze zonden.
20Onze harten zijn zwak en droevig, de schittering is uit onze ogen verdwenen.
21Jeruzalem en de tempel van de Here zijn verwoest en liggen er verlaten bij. Alleen de vossen dwalen erin rond.
22Och Here, U blijft voor altijd dezelfde! Uw troon staat vast van generatie op generatie.
23Waarom vergeet U ons nog steeds? Waarom keert U ons zo lang de rug toe?
24Bewerk in ons hart een ommekeer en breng ons weer bij U terug! Dat is onze enige hoop! Geef ons onze vroegere vreugde weer terug!
25Of hebt U ons voorgoed afgewezen? Komt er ooit een einde aan uw toorn tegen ons?
26 27
Copyright information for NldHTB