Amos 1
De velden zijn verwoest. De aarde treurt, want al het koren is verdwenen, de jonge wijn opgedroogd en de voorraad olijfolie sterk geslonken. 1Wie het land bewerken, mogen zich inderdaad verslagen voelen. Want de tarwe en de gerst, ja, de hele oogst is verloren gegaan. De wijnbouwers mogen gerust hun tranen laten vloeien. 2De wijnstokken zijn verdord, de vijgenbomen stervend. De granaatappelbomen en palmen verdrogen en de appels verschrompelen aan de boom. Alle vreugde is met hen verdord. 3Priesters, trek uw rouwkleding aan. Dienaren van mijn God, ga de hele nacht huilend voor het altaar op de grond liggen. Want er zijn geen graanoffers en geen sprenkeloffers meer voor u overgebleven. 4Roep een heilige vastentijd uit. Houd een plechtige bijeenkomst. Verzamel de leiders en de hele bevolking in de tempel van de Here, uw God, en roep Hem aan. 5Pas op, die vreselijke dag van de Here komt dichterbij. De Almachtige stuurt bijna zijn verwoesting. 6Ons voedsel zal voor onze ogen verdwijnen. Alle vertoon van blijdschap en vreugde in de tempel van God zal tot het verleden behoren. 7Het zaad ligt in de grond te verschrompelen, de voorraadschuren en graanopslagplaatsen zijn leeg en het koren op het veld is verdroogd. 8Hoor het vee eens jammeren van de honger! Kudden runderen dwalen rond, maar vinden nergens een weide. Zelfs de schapen hebben zwaar te lijden. 9Here, help ons! Door de verzengende hitte zijn alle weiden vergeeld en alle bomen verschroeid. 10Zelfs de wilde dieren roepen tot U om hulp, want de beken liggen droog en alle weiden zijn verbrand.’ 11Oproep tot berouw
12Blaas op de trompet in Jeruzalem! Sla alarm op mijn heilige berg! Laat iedereen beven van angst, want de dag van de Here komt dichterbij. Hij breekt bijna aan! 13Het is een dag van dikke duisternis, donkerheid en zwarte wolken. En wat een reusachtig leger! Het overdekt de bergen alsof het morgenrood zich erover verspreidt. Nog nooit heeft men zoiets gezien en zoiets zál ook nooit meer worden gezien in alle komende generaties op deze aarde! 14Vuur gaat voor hen uit en laait ook achter hen op. Vóór hen is het land zo mooi als de hof van Eden, maar wanneer ze er voorbij zijn, ligt er niets dan een woestenij. Het is onmogelijk aan hen te ontsnappen. 15Zij zien eruit als paarden en rennen razendsnel.
Copyright information for
NldHTB